dinsdag 31 januari 2012

Van links naar extreem rechts – Stewie en Sophie geven een lesje verkeersregels in Nieuw Zeeland

Hoewel we pas een aantal weken in Nieuw Zeeland zijn, hebben we in die korte tijd al aardig wat kilometers met onze Bob gemaakt. Kilometers die anders zijn dan thuis en met regels die zo nu en dan aardig afwijken van wat wij normaal gesproken gewend zijn. Wie dacht dat links rijden het enige was, kan bij deze van ons aannemen dat hier nog aardig rechtse regels aan verbonden zijn!

Tijd dus – nu we een weekje ‘rust’ hebben en als schoonmakers in een hostel vertoeven – om jullie wat meer op de hoogte brengen van het verkeer in Nieuw Zeeland en de regels die je daarbij zeker in het oog moet houden.

Regel 1: Keep left
Het lijkt een simpele regel. In plaats van aan de rechterkant van de witte streep, met je auto aan de linkerkant van de witte streep rijden. Maar vergis je niet! Als altijd gewende rechtsrijder ineens met een stuur aan de verkeerde op een andere weghelft rijden kan soms voor gevaarlijke situaties zorgen. Het zijn vooral de vroege ochtenden waarop je extra alert moet zijn. Of wanneer je even bent gestopt en daarna de weg weer moet opdraaien. De gewoonte om naar rechts te willen zit meer ingebakken dan je denkt en het is maar goed dat we met z’n tweeën zijn, zodat er in ieder geval altijd een bijrijder is die op zwakke momenten kan roepen: ‘Links, links, links!’


 Regel 2: Geef rechts voorrang
Ja, je zou denken: Als wij rechts rijden en rechts voorrang geven, dan zou dat in een linksrijdend land precies andersom moeten zijn. Fout. Sterker nog, als er één land is waar de ‘rechts heeft voorrang’-regel tot in het extreme wordt aangehouden, dan is het Nieuw Zeeland wel.
Neem de volgende situatie:  Je staat met je auto op een kruispunt (links natuurlijk) en je wilt links afslaan. Maar tegenover je (rechts dus) komt een auto aangereden die naar rechts wilt. Wie heeft er voorrang? In Nederland zou je zeggen: korte bocht gaat voor lange bocht, dus wij hebben voorrang. Niet dus in Nieuw Zeeland. Niks korte of lange bocht. Rechts heeft voorrang, dus geen gemaar; de andere auto mag eerst.

Regel 3: Blijf alert!
En als je dan denkt het links rijden en het rechts voorrang geven onder de knie te hebben, dan blijkt dat de Nieuw Zeelanders het zelf niet altijd zo nauw nemen met hun eigen regels. Over gevaarlijke situaties gesproken! We waren in Auckland al gewaarschuwd met de mededeling dat Kiwi’s (Nieuw Zeelanders) niet echt de beste chauffeurs zijn en nogal eens de neiging hebben om de regels te nemen zoals het hen het beste uitkomt. Tja, het enige wat je daar tegen kunt doen is goed op blijven letten en alert blijven. Beter één keer teveel gewacht, dan Bob gecrasht tot Kiwi-mousse.

Regel 4: Vergeet de snelweg
Wie naar Nieuw Zeeland komt met het idee eens lekker te cruisen en het gaspedaal in dit weidse landschap vol in te trappen, komt al snel bedrogen uit. Nieuw Zeeland kent namelijk geen snelwegen. Nouja, niet zoals wij die gewend zijn tenminste.
Het begint al met de maximum snelheid. Die is op alle State Highways maximaal 100km/ph. Maar geloof me, deze snelheid zul je niet heel erg vaak halen. Wat hier namelijk een snelweg heet, is in Nederland niet veel meer dan een provinciale weg. En dan nog eens zonder al die bochten en heuvels! Het is gassen, remmen, gassen, remmen, bocht om, bocht om..totdat je bijna smeekt dat er eens voor langer dan 10 minuten een stuk rechte weg komt.
Komt nog eens bij dat de meeste ‘snelwegen’ voor iedere richting maar één rijstrook hebben, dus mocht je toevallig eens achter een slome vrachtwagen terecht komen, dan is het wachten tot  het bordje ‘passing lane’ voorbij komt en je een kleine kilometer de ruimte hebt om een inhaalslag te maken.


Regel 5: ‘Give way’ bij de ‘One lane bridge’
Een inhaalslag is overigens niet iets wat je moet proberen zodra het bordje ‘One lane bridge’ nadert. Hier verandert de al smalle weg met twee rijstroken namelijk in één smalle brug, waar je slechts met verkeer uit één richting overheen kunt rijden. Op zich is dit niet heel uitzonderlijk, aangezien we in Nederland ook zulke smalle bruggen en tunneltjes kennen. Het enige verschil is wel, dat in Nederland deze wegen niet zomaar ineens op de snelweg aanwezig zijn, terwijl dat hier wel zo is. Opletten dus, altijd blijven opletten.

Regel 6: Let op de afslag
Shit, afslag gemist! Het is ons al menig keer overkomen. Lekker aan het cruisen, raampjes open, muziekje aan en dan ineens...’Eh, hadden we er daar niet zojuist af gemoeten?’
Het lijkt soms haast wel of de Nieuw Zeelanders er een sport van maken om borden voor afslagen zo kort mogelijk voor de daadwerkelijke afslag te plaatsen. Zodra je het bord ziet, moet je al draaien. Ja, en dan is het vaak dus al te laat. Hoeveel extra kilometers we op deze manier al hebben gemaakt weten we niet, maar dat het nog wel vaker zal gebeuren, daar zijn we zeker van.

Regel 7: Wees niet bang voor stof
Waar we ook zeker van zijn, is dat het een onmogelijke opgave is om in Nieuw Zeeland rond te reizen en daarbij je auto zo schoon mogelijk te houden. Hoewel Bob al niet meer echt glom toen we hem kochten, was hij na twee weken on the road helemaal getransformeerd tot een waar stofmonster. De oorzaak? Alle onverharde wegen die we onderweg naar mooie plekjes steeds tegenkwamen. Hoewel de meeste grote wegen wel geasfalteerd zijn, zijn er nog genoeg b-wegen, waar ‘gravel’ de boventoon voert. En als het dan zomer, droog en zonnig is; dan wil je auto er nog wel eens onherkenbaar uit komen te zien.

Regel 8: Pas op voor overstekend ‘wild’
Het zijn echter niet alleen borden, regels of mede weggebruikers waar je als bestuurder in Nieuw Zeeland voor uit moet kijken. Het kan namelijk ook zomaar gebeuren dat je tijdens je ritje door de heuvels ineens opgehouden wordt door een ander deel van de bevolking dat graag een oversteek wil maken. En ja, dat kan gewoon midden op de dag op de snelweg gebeuren. Koeien, schapen, geiten. Als zij naar een andere weide worden gebracht, is het voor de auto’s een kwestie van wachten. Alhoewel het natuurlijk wel een mooi idyllisch plaatje oplevert.


 En van die idyllische plaatjes, daar krijg je hier genoeg van. Hoewel het rijden soms lang, vermoeiend en niet altijd even snel gaat, krijg je daarvoor in de plaats wel heel veel mooie dingen terug. Niks geen saaie rechte snelweg, grijze gebouwen of inspiratieloze geluidsmuren. Als je hier rijdt, rijdt je constant door de prachtigste landschappen met achter iedere heuvel en iedere bocht weer een ander verrassend uitzicht.
Hoewel we nu dus blij zijn even niet zoveel in de auto hoeven te zitten, kunnen we tegelijkertijd niet wachten om samen met Bob straks nog meer van dit mooie land te gaan verkennen. Snelweg of geen snelweg; wij blijven links en ‘geven weg’ aan alles extreem rechts.

vrijdag 27 januari 2012

Bays, beaches and windy roads – Stewie en Sophie gaan op roadtrip door het noorden

On the road again. Na een week op dezelfde plek moest het maar weer eens gebeuren.
Muziek aan, met je voetjes op het dashboard, raampje open, cruisend langs prachtige landschappen. Zo hadden we ons Nieuw Zeeland avontuur maandenland voorgesteld. Met je auto gaan en staan waar je wilt. En nu was het zover: onze eerste roadtrip. De bestemming? Het noordelijkste puntje van het noordereiland. Een gebied vol stranden, eilanden en – zoals we al snel zouden merken – heel veel bochtige wegen!

Daar gingen we dan. Met goede moed, een nieuw aangeschafte tent, wat tips van Ralph en Bob vol benzine. Op naar de Bay of Islands! Cruisend, met onze raampjes open, de voetjes op het dashboard en een lekker muziekje aan. Voor we het wisten waren we aangekomen in Paihia; een klein toeristisch dorpje waar vooral de Nieuw Zeelanders zelf komen om hun zomervakantie te vieren (wat hier nu dus is). Erg mooi, maar ook wel een beetje een ‘tourist trap’ dus geen plek om lang te blijven. Na een dagje strand, een ferrytocht naar het tegenover gelegen plaatsje Russel en het uitproberen van de tent in de achtertuin van een hostel, was het dus weer tijd om te gaan. Eens zien wat er nog meer voor moois te vinden is!


Nou, naar mooie plekken hoefden we niet lang te zoeken. Een kleine twee uur nadat we uit Paihia waren vertrokken kwamen we al terecht bij het prachtige Maitai Bay. Een gigastrand, met wit zand, azuurblauwe zee en..behalve ons verder niemand! Dat die Aucklanders hier niet naartoe gaan voor hun vakantie! Dit is toch zeker duizendmaal mooier dan het strand bij Paihia? Achja, een gemis voor hun en ons hoor je niet klagen. Dit is nog eens wat anders dan hutje mutje liggen in Scheveningen of Zandvoort. Tijd voor een korte break en een duik in het water!

Eenmaal uitgewaaid en opgefrist gingen we weer door. We hadden namelijk nog een laatste Cider Ville taak te volbrengen: een fles schnaps afgeven bij een Duitse vriendin die een lodge runt vlak naast Ninety Mile Beach. Nou, daar wilden wij best een klein omweggetje voor maken. Via een lange onverharde weg (waar we overigens nog veel meer van zouden tegenkomen), gingen we hobbeldehobbel richting Hukatere Lodge. Dat het echt vlak naast het strand lag, daar was absoluut niets over gelogen. Dat die Duitse vriendin zelf een beetje, eehhm, ‘apart’ was, dat waren ze er even vergeten bij te vermelden. Ach, zo kom je nog eens ergens en ontmoet je nog eens mensen. We hebben sowieso een prachtige zonsondergang op dit meer dan 100 kilometerlange (en wederom lege!) strand gehad en een kampeernacht in de auto met vanuit de raampjes de hele melkweg om op uit te kijken. Dat is nog eens slapen onder de sterren!


 Maar er lag nog meer moois op ons te wachten. Wat dacht je bijvoorbeeld van Cape Reinga? Het meest noordelijke puntje van Nieuw Zeeland en de plek waar niet alleen de Maori’s hun laatste oversteek naar het hiernamaals maken, maar waar ook twee oceanen samenkomen. Een heel apart gezicht: golven die van twee verschillende kanten komen en samen aparte vormen in het water maken. Niet handig als je wilt surfen, maar dat kan je dan weer een eindje verderop doen: op de grote zandduinen waar je met een bodyboard vanaf kunt glijden. En heb je nog niet genoeg van zand, dan neem je toch ook gewoon nog een kijkje bij het meest pure witte zand ter wereld? Het kan allemaal, in het noorden van Nieuw Zeeland.

Zo reden we dus; van de ene mooie plek naar de andere. Maar van al dat rijden wordt je na een tijdje ook wel een beetje moe. Tijd voor wat ontspanning dus. En waar kan je dat beter doen dan in natuurlijke hot pools? Ralph had ons de Ngwahna Springs aangeraden en met onze goede ervaringen in Tokyo nog in het achterhoofd, konden we niet wachten om onze vermoeide lijven in het warme water te laten glijden. Een beetje jammer was wel dat het water hier echt heel ‘natuurlijk’ was en – aangezien we ons op vulkanisch land bevinden -  ontzettend stonk naar rotte eieren. Op zich is dit op het moment niet zo erg, maar het feit dat die geur je ook na het badderen blijft achtervolgen.. Als je dan zoals ons als ‘happy campers’ in je auto slaapt, dan zit de zwavellucht al snel overal (en zeer hardnekkig ook – het is maar goed dat dit geen geurblog is!).

We weten dan ook niet wat de buren van ons dachten toen we eindelijk op de camping bij het Kauri Forest aankwamen, maar we hoopten dat de grote bomen wat van onze geur weg konden nemen. Dat zou toch moeten lukken? Het zijn namelijk grote jongen: deze Kauri-bomen. Stonden ze vroeger nog vrijwel overal op het hele Noordereiland, nu zijn ze  - door het vele kappen - nog maar op een aantal plekken te vinden. En wow, want een imposante reuzen zijn dit! Op zich niet heel mooi of extreem hoog, maar wel supermarkant en met een ont-zet-ten-de dikke omtrek. Met een leeftijd tot wel 2000 jaar, zitten er jongens tussen die wel een omtrek van 16 meter kunnen hebben! Het is dan ook niet voor niets dat de oudste Kauri de naam Tane Mahuta (Father of the Forest) draagt. Daar voel je je als mens wel even heel erg nietig bij.


Sowieso hebben we ons de afgelopen dagen best wel nietig en klein gevoeld onder al die weidse en uitgestrekte natuur waar het hier vol van is. Achter iedere bocht, iedere heuvel en iedere mooi plek, ligt er weer wat anders wat de moeite waard is om voor te stoppen. Van beach naar bush naar bay; het landschap verandert continu en blijft verrassen. Als we zouden willen zouden we alleen over dit kleine stukje al maanden kunnen doen.
Nu hebben we best aardig de tijd, maar zoveel tijd helaas toch ook weer niet. Na een laatste nachtje in Baylys Beach laten we het noorden dus achter ons en cruisen we door richting de Coromandel. Muziekje aan, raampjes open, voetjes op het dashboard. Op naar weer een nieuw WWOOF-adres en vast nog heel veel nieuwe mooie avonturen achter bochten en heuvels.

zondag 22 januari 2012

Schapen vangen en flessen vullen – Stewie en Sophie doen hun eerste ervaring op als WWOOF’ers

- ‘En..als jullie dan straks zoveel maanden in Nieuw Zeeland zijn, gaan jullie dan ook nog een beetje werken?’
- ‘Ja, dat zijn we wel van plan. Beetje fruit plukken, misschien wat horeca-dingetjes, maar eigenlijk willen we voornamelijk gaan WWOOF’en.’
- ‘Woef..eh..wat?!’
- ‘WWOOF. Dat staat voor Willing Workers On Organic Farms en is een organisatie die al meer dan twintig jaar bestaat. Je koopt een lidmaatschap voor een jaar en dan krijg je een boek thuis gestuurd met honderden adressen van kleine of grote organische boerderijen waar je kan gaan werken. Je wordt niet in geld uitebetaald, maar in ruil voor 4 tot 6 uur werk per dag krijg je eten en onderdak. Een ideale (en goedkope!) manier om het land te verkennen en om de lokale bevolking te leren kennen.’

En zo geschiedde. Nadat we de eerste twee weken van onze reis voornamelijk in grote steden hadden doorgebracht en vooral veel geld hadden uitgegeven , was het tijd om even wat rustiger aan te doen. Tijd om de stadse wereld achter ons te laten en de handen uit de mouwen te steken. Vakantie vieren is namelijk leuk, maar op ons visum staat natuurlijk niet voor niets de vermelding ‘Working Holiday’. We moesten maar eens aan de slag. Op dus naar ons eerste WWOOF adres!


En daar gingen we. Op naar Purua, een klein stipje op de kaart, ergens in het noorden van Nieuw Zeeland. Maar niet voordat we eerst een kleine detour hadden gemaakt met onze Bob.  We mochten Bob namelijk dan al een paar dagen in ons bezit hebben, een echt fatsoenlijk ritje hadden we nog niet met hem gemaakt. En aangezien we toch pas na zessen in de middle of nowhere hoefden te zijn, konden we mooi even testen of Bob wel echt een goede koop was geweeest en of hij ons onderweg misschien nog naar wat mooie stranden kon leiden. Gelukkig ging dit hem goed af en kreeg Bob van ons de officiële stempel ‘Great Car for Travelling’.

Na een dag vol zon, zee en strand kwamen we uiteindelijk – na aardig wat kleine slingerweggetjes, scherpe bochten en pittige heuvels - rond half 8 aan bij Ciderville. Hier zouden we een kleine week te gast zijn bij Ralph en Violet Riegel. Ralph en Violet zijn oorspronkelijk Duitsers die 10 jaar geleden met hun nu 14-jarige dochter Maria naar Nieuw Zeeland zijn geëmigreerd. Hier, ver weg van de bewoonde wereld, hebben ze nu hun eigen hobbyboerderij, waar ze een aantal dieren houden, wat fruitbomen hebben en Ralph in zijn vrije tijd graag verschillende soorten drank maakt (waaronder natuurlijk cider!).
We werden meer dan vriendelijk ontvangen, kregen een eigen kamer toegewezen en kletsen onder het genot van een maaltijd en een glas zelfgebrouwen cider over hoe ze hier terecht waren gekomen en hoe het is om hier nu te wonen.

Maar we waren hier natuurlijk niet alleen gekomen om te kletsen en cider te drinken. Er moest ook gewerkt worden. Met nog geen ervaring als WWOOF’er en Sanne’s verhalen over fruitplukken in Australië in het achterhoofd, waren we een beetje bang dat we de volgende ochtend om 6:00 uur naast ons bed moesten staan om keihard aan de slag te gaan. Gelukkig bleek dit al snel reuze mee te vallen. Omdat de boerderij van Violet en Ralph niet hun kostwinning is, maar vooral hobby en onderhoud, was het werkritme wat ze aanhielden erg easy going. ’s Ochtends stonden we rond half negen op. Om half tien werd er rustig ontbeten en nadat het plan voor de dag was doorgesproken gingen we uiteindelijk uiteindelijk tussen half elf en elf uur aan de slag. Met een korte pauze tussendoor werkten we door tot een uur of drie en daarna waren we vrij om te doen en laten wat we wilden.


 En wat we dan deden op zo’n dag?
Sjoerd was meestal buiten bezig met stenen sjouwen, verven en hout verplaatsen, en Sanne hield zich in de garage bezig met flessen schoonmaken, labelen en vullen met schnaps (een goede taakverdeling – aldus Sanne). Maar niet alleen om het huis waren we bezig. Zo hebben we ook een beetje de ‘cowboy’ in onszelf ontdekt met schapen vangen en dieren voederen. Je bent immers niet voor niets op het platteland!
En wanneer we dan klaar waren met werk gingen we meestal aan de wandel om de rest van het terrein te verkennen. Met een stuk grond van ongeveer 35 hectare, kan je namelijk iedere dag wel een nieuw stuk bos, weide of heuvel ontdekken. Best een aparte ervaring om mee te maken. Afgezien van een paar andere boerderijen is er verder namelijk niets. Overal waar je kijkt zie je land, bomen en bush (en ’s nachts de melkweg met duizenden sterren boven je hoofd). Bovendien is het zo ontzettend stil en rustig. Het enige wat je hoort zijn koeien, schapen, blaffende honden en heel af en toe een auto. Een groter contrast hadden we na Tokyo niet kunnen krijgen.

De enige keren dat we van het terrein af zijn geweest zijn de dagen dat Ralph ons mee heeft genomen naar de Abbey Caves en we met Violet een wandeling hebben gemaakt naar een vuurtoren in Tutukaka.
 Vooral de grotten waren absoluut te gek. Je moest even klimmen, klauteren, kruipen en bijna tot je middel in het water, maar dan werd je wel met een ontzettend gaaf schouwspel beloond. Denk aan de Droomvlucht in de Efteling, maar dan in het echt. Zodra we onze hoofdlampjes uit deden waren ze daar: glowworms. Met honderden tegelijk. Fonkelend boven ons hoofd. Alsof iemand een sterrenhemel in een grot had willen plaatsen. Een hele gave ervaring om mee te maken, dus een Thaise curry van onze hand als bedankje was hierbij zeker wel op zijn plaats.

Maar zoals er wel wordt gezegd: aan alle goede dingen komt een eind. Zo ook aan ons verblijf op Ciderville. Het was een heerlijke week, waarin niet eens zo hard hebben gewerkt, maar des te meer hebben genoten. Super gastvrije ‘gastouders’, heerlijk eten, nieuwe ervaringen en mooie herinneringen om (samen met een fles schnaps, cider en jägermaister) mee te nemen. Het eerste WWOOF adres zeggen we gedag, maar er zullen er zeker nog meer volgen. Maar niet voordat we eerst meer van het noordelijkste deel van Nieuw Zeeland hebben verkend. Want, zoals op ons visum staat beschreven: we zijn immers niet voor niets op een Working Holiday.


ps: Meer weten over hoe cider wordt gemaakt? Bekijk dan ook het filmpje op Nieuwsgierig Aagje.

vrijdag 13 januari 2012

Opstarten in het paradijs - Stewie en Sophie gaan op regeltour in Auckland

Het is maandag 9 januari 2012 (Nieuw Zeelandse tijd).  Ergens in het Albert Park zitten twee backpackers. Na een bevreemdend avontuur in Tokyo zijn ze net een paar uur geleden aangekomen in Auckland. Nog een beetje onwennig zitten ze met hun slippertjes aan op een bankje tegenover een fontein. De zon schijnt, de palmbomen wuiven, het gras is groen en de lucht strakblauw. Het ruikt fris. Naar groen, naar vrijheid, naar avontuur en een eindeloze zomer. Met een diepe zucht zeggen ze tegen elkaar: ‘Zullen we hier blijven en nooit meer terug naar huis gaan?’
Nog maar een paar uur in Nieuw Zeeland en nu weten ze het al zeker: This is paradise.


 (Note: Voordat nu meteen wat ouders in paniek raken. Wees gerust. Bovenstaand is slechts een gedachte van twee hoofdjes die door de jetlag nog niet helemaal helder waren . We beloven dat we terugkomen. Alhoewel...het is hier wel heel erg mooi!)

Van koude zon naar warme regen. Zo zou je onze eerste kennismaking met Nieuw Zeeland het beste kunnen omschrijven. Daar waar in Tokyo de zon iedere dag scheen en de lucht strakblauw was, werden we bij onze aankomst in Auckland verwelkomd door grijze wolken en af en toe een bui. Niet echt wat we van een zomer op het zuidelijk halfrond hadden voorgesteld.
 Maar..daar waar het in Tokyo iedere dag kou lijden was, konden we hier zomaar naar buiten in ons t-shirt en op onze slippers! Hoe fijn is dat! Bovendien is het niet voor niets dat in Auckland ook zomers wat buien vallen. Een van de redenen waarom het Nieuw Zeeland zo groen is, is juist omdat het zo vaak regent.

Dat is dan ook meteen het eerste wat Sjoerd aan dit land opviel: groen, veel natuur en mooie omgeving waar je ook kijkt. Voor Sanne was het een andere kennismaking. Of beter gezegd: een hernieuwde kennismaking. Nadat ze 8 jaar geleden dit land al eens voor een aantal weken had bezocht, was het nu niet zozeer het uitzicht, maar meer de geuren die allerlei herinneringen naar boven brachten. Het rook naar buiten zijn, buiten werken en leven als een backpacker.
Met kleine oogjes van de slaap en de vermoeidheid van een lange vlucht keken we in de bus richting de stad onze ogen uit. Dit wordt ons nieuwe thuis voor de komende maanden. Het gaat nu echt beginnen!


 En beginnen deed het. Want we waren niet zomaar in Auckland. Nee, we hadden een missie! Niks luieren of relaxen; er moesten zaken geregeld worden. Belangrijke zaken. Bankrekeningen, belastingdienstnummers, een auto, adresjes om te werken. Wie namelijk wil reizen en werken in een land ver van huis vandaan, zal ook daar het een en ander op poten moeten zetten.
Dus daar gingen we. De heuvel af de stad in. Gelukkig hadden we in Nederland al wat voorwerk gedaan en het een en ander uitgezocht. De bankrekening en het Nieuw Zeelandse sofinummer waren dus zo geregeld. Ook werd er een mini-laptop op de kop getikt (toch wel handig met al dat geschrijf) en gingen de eerste e-mailtjes naar potentiële werkadresjes de deur uit.

Zo gezegd, zo gedaan. Alles ging meer dan voortvarend en het to-do lijstje was in twee dagen al flink geslonken (in tegenstelling tot onze kuiten die na al dat heen en weer lopen over de Aucklandse heuvels inmiddels flink gegroeid waren). Het enige belangrijke en meteen ook grootste ding wat nog geregeld moest worden, was de auto. De auto die ons de komende maanden van hot naar her moest gaan brengen. Maar waar vind je die?
We hadden gedacht minstens een paar dagen nodig te hebben om via automarkten, autoveilingen en backpackersadvertenties een geschikte wagen te kunnen vinden. Uiteindelijk kostte het ons slechts één ochtend. Meteen in het tweede hostel wat we inliepen om advertenties te checken, werden we aangesproken door twee Duitsers die wanhopig waren hun auto te verkopen. Over drie dagen zouden ze uit Nieuw Zeeland vertrekken, maarja, de auto die kon natuurlijk niet mee. Even kijken dus maar. Hoewel de auto aardig  boven ons budget was, kon een proefritje geen kwaad. Bovendien, als ze echt zo wanhopig waren als ze zich deden voorkomen, dan zouden we hier nog wel eens een aardig slaatje uit kunnen slaan.
En zo kwam het dat binnen twee uur de deal rond was. Met 1000 NZD van de prijs af hadden wij een auto en waren zij blij dat ze hun auto kwijt waren. Nu zijn we dus de trotse eigenaaren van ‘Bob’: onze eigen Honda Accord stationwagen.  Nooit eerder hebben we samen zo’n grote en dure aankoop gedaan. Gekscherend zeiden we tegen elkaar dat we nu alsnog een beetje getrouwd zijn (hebben we dat ook maar meteen gehad!).
Bob. Een gigabak (helemaal vergeleken met al die schattige kleine autootjes in Tokyo), maar wel een automaat. Bovendien heeft dit formaat het voordeel dat we er ook in kunnen slapen. Nu alleen nog wat campingspulletjes en we zijn klaar om te gaan!


 En wat is dan de volgende stop? Net als je denkt dat het allemaal niet beter kan, krijg je bericht terug dat je wel mag komen werken bij een Wwoof plek genaamd: Ciderville. Jawel dames en heren, u hoort het goed: Vanaf komende zondag zullen we Auckland verlaten en verruilen voor een appelboomgaard in een klein plaatsje bij Whangarei, waar ze niet alleen appels plukken, maar van die appels ook hun eigen cider maken! Zelgemaakte cider.. Wie Sanne een beetje kent, weet dat ze gek is op cider, dus beter hadden we het niet kunnen treffen. Wij zeggen: op naar onze eerste stop (hadden we al gezegd dat dit paradise is?).

dinsdag 10 januari 2012

Sayonara Tokyo – Stewie en Sophie zetten de laatste weetjes op een rij

Tokyo. De zes dagen zijn voorbij gevlogen. Teveel gezien en teveel gedaan om dit alles in één blog te stoppen. Daarom – voordat we richting Nieuw Zeeland gaan – hierbij de laatste feitjes, weetjes en andere opvallende punten op een rij. Want Tokyo lijkt op het eerste gezicht misschien op een standaard stad als New York of Londen, maar als je verder kijkt, ontdek je dat onder die bekende laag een wereld zit die wij niet kennen en die deze stad maakt zoals hij is.
Onze tijd hier zit er helaas alweer op. Het is tijd om te gaan. Wij zeggen ‘Sayonara Tokyo’, arrigato voor alle bijzondere momenten. En wie weet..tot ooit...



Wat Stewie en Sophie opviel in Tokyo:

- De supersonische toiletten (hoe hadden we die in ons eerste blog kunnen vergeten!). Wie zijn behoefte doet in Tokyo, gaat niet zomaar naar de wc, maar ondergaat een ware experience. Vrijwel overal waar je komt (zelfs op onze kleine basic hotelkamer), zijn de toiletten voorzien van allerlei knopjes, functies en sproeistralen. Hoewel dit vast heel hygiënisch zal zijn, hebben wij er uiteindelijk niet veel gebruik van gemaakt. Je weet immers maar nooit met welke kracht het straaltje in een bepaald gaatje sproeit!

- Mondkapjes. Hoewel lang niet iedereen ze draagt, zijn ze wel regelmatig aanwezig in het straatbeeld. Je hebt ze in allerlei soorten, kleuren en maten. Maar of de Japanners ze nou dragen omdat ze bang zijn om besmet te worden of juist bang zijn om anderen te besmetten, daar zijn we uiteindelijk niet achter gekomen. Een beetje apart blijft dit fenomeen echter wel.

- Nog een apart fenomeen is de Japanse TV. Want wat daar allemaal op te zien is; je kijkt je ogen uit. Hoe beschaafd de Japanners zo op straat zijn, zo uitgelaten zijn ze als er een camera bovenop staat. Van smerige kookprogramma´s op de vroege ochtend tot bizarre spelshows met zombie’s, borstvergrotingstips of..aflsankprogramma’s! Jawel, ook de Japanners raken bekend met het fenomeen obesitas. Afvallen dus maar en dan het liefst onder het toeziend oog van een hele horde BJ’ers (Bekende Japanners), die sowieso altijd met grote getalen in de studio aanwezig zijn.

- Dikke Japanners..zou het komen doordat ze steeds meer westers voedsel gaan eten, of omdat gezond eten in de supermarkt zo duur is? Nu is Tokyo sowieso een erg prijzige stad (wellicht dat er daarom ook zo weinig toeristen rondlopen), maar nooit eerder zagen we fruit dat zo verschrikkelijk aan de prijs was. Twee euro tachttig voor een appel? Of een euro vijftig voor één kiwi? Nou, dan maar even geen vitamine C. Bovendien zal het in Nieuw Zeeland vast helemaal goed komen met die kwi’s.

- Over fruit gesproken: wat is dat toch met Japanners en aardbeien?

- En heb je ooit dorst in Tokyo, nou dan hoef je nooit ver te zoeken. Waar je ook loopt, waar je ook kijkt; op iedere straathoek staan wel een of twee drinkautomaten. Supergoedkoop en altijd vol met verrassende drankjes.

- Nog meer verrassingen vind je tijdens het reizen met de Tokyo Metro. Naast dat het vaak een grote puzzel is om te kijken hoe en waar je op moet stappen of welke lijn je moet nemen, zijn het vooral de soms kilometerslange ondergrondse gangen die je besef van plaats en oriëntatie compleet kunnen laten verliezen.

- En als je dan in de goede Metro in de goede richting zit, dan is het vrijwel zeker zo dat je omgeven wordt door slapende Japanners. Als er namelijk één ding is wat Japanners graag doen in de Metro, dan is het slapen. En mochten ze onverwachts toch wakker zijn, dan zitten ze te spelen met hun telefoon (die overigens op stil moet staan en waarmee ze in de metro niet mogen bellen).

- En dan hebben we nog de meisjes. De Japanse meisjes in hun ultrakorte rokjes. Nu was het in Tokyo misschien net iets lekkerder weer dan in Nederland, maar geloof ons, warm was het zonder een fatsoenlijke winterjas zeker niet. Dat leek de frele Tokyopoppetjes echter niet te deren. Daar waar wij in meerdere lagen gekleed gingen en nog stonden te kleumen, gingen zij gewoon vrolijk in blaasontstekingswaardige kleding over straat. Alleen al door ernaar te kijken liepen de koude rillingen over je rug. Achja, wie mooi wil zijn, moet kou lijden zullen we maar denken.

En hoewel we bovenstaande lijst vast nog met veel meer gekke, opvallende zaken hadden kunnen vullen, gaan we het hier nu toch bij laten. Onze tijd is op en ons vliegtuig naar Nieuw Zeeland staat te wachten. Het is tijd om te gaan en nieuwe avonturen te ontdekken. Sayonara Tokyo, Kia Ora Nieuw Zeeland!

Up, close and naked – Stewie en Sophie bezoeken een Onsen

Wie Tokyo bezoekt heeft meerdere highlights op zijn lijstje staan. Zo is het een must-do om de Senso-Ji en Meiji-Jingu tempels te bezoeken, los te gaan in een speelhal in Akihabara, over te steken op de zeer drukke Shibuja Crossing , een ritje te maken met de monorail naar Odaiba, het waanzinnige uitzicht te bekijken vanaf de Tokyo Government Buildings, en een sushi breakfast te verorberen op de bekende Tsujiki market.

Een hele lijst én.. een lijst die we graag helemaal af wilden vinken. Dus na het maken van een strakke weekplanning was het gaan met die banaan! Vier dagen lang hebben we vol energie van hot naar her gerend om al bovenstaande hoogtepunten te bezoeken. We waren nog niet van de ene verbazing bekomen, of we vielen alweer met onze nieuwsgierige neusjes in de volgende.


Maar na zoveel sightseeing en nog een lichte jetlag achter de kiezen, wil je af en toe ook een beetje bijkomen. Even opladen en weg van de drukte van deze gigantische grote en indrukwekkende stad. Gelukkig hadden we hiervoor ook nog een (letterlijke) hotspot op onze to-do-list staan: een bezoek aan een echte Japanse Onsen. Dit is een openbaar badhuis met water uit natuurlijke warmwaterbronnen, waar Japanners eens in de zoveel tijd naartoe gaan om zich te wassen, samen te komen en even heerlijk te ontspannen. Nou, dat klonk onze moeie voetjes en verkleumde handjes wel goed in de oren!

Maar goed, wat neem je mee naar zo´n badhuis? Hoewel in de Lonely Planet vrij nauwkeurig beschreven stond aan welke regels je je moet houden, kwam nergens in die beschrijving naar voren of je eigenlijk badkleding aan moest, slippers verplicht zijn en of mannen en vrouwen zich uberhaupt wel samen mogen wassen in het badhuis. Tja, wat doe je dan? Ervan uitgaande dat die beleefde Japannertjes zich vast niet zomaar poedeltjenaakt zouden tonen, pakten we onze zwemkleding en handdoeken in en gingen we op zoek naar het kleine steegje waar de Jakotsu-Yu onsen verborgen zou liggen.

Ja, en zoals het tot nu toe met bijna al onze Japanse ervaringen was vergaan, bleek ook nu onze inschatting weer totaal verkeerd. Eenmaal de onsen gevonden en de entree betaald, bleek al gauw dat onze zwembroek en bikini totaal overbodig waren en dat mannen en vrouwen meteen na de ingang gescheiden verder gingen voor het badritueel. ‘Nou, ehh...tot over een uurtje dan maar?’
Daar sta je dan: een beetje onwennig, in een kleedkamer vol naakte of halfontklede Japanners. Langzaam kijk je om je heen en denk je: ‘Waarom vonden we dit ook alweer zo’n goed idee? Gaat dit echt ontspannend werken?’ Tja, als je het niet probeert weet je het nooit.

Kleren uit dan maar. En in je blootje achter de rest van de naakte lijven aan. Een krukje en een teiltje erbij en dan af en toe maar een beetje spieken hoe zij het doen. Eerst bij de kleine douches zitten en je van top tot teen grondig wassen. Bij gebrek aan zelfmeegebrachte zeep of shampoo, maar met de hand overal even langs en hopen dat ze ons er als onreine westerlingen niet uit zouden gooien (‘vieze toeristen!’, hoorden we ze al denken).


Nadat we het wasritueel hadden overleefd was het tijd voor het echte werk: de warme baden. Omdat het een kleine ‘neighbourhood onsen’ was die we hadden uitgekozen, was het gehele badhuis vrij klein en bestond het badgedeelte voor zowel de mannen als de vrouwen uit drie verschillende baden met temperaturen variërend van 16 graden in het koudste bad, tot dik 45 graden in het warmste. Allen met natuurlijk mineraalrijk donker (bijna zwart!) water. Daarnaast kon je nog gebruik maken van heerlijke massagestralen én – we liegen niet – een elektrisch bad! Een stuk bad waarin het net lijkt alsof je in waterbron met sidderalen aan het zwemmen bent. Heel apart en hoewel niet geheel prettig, toch ook wel weer op een vreemde manier ontspannend.

Het is echter niet het donkere water of de elektrische stralen die ons van de onsen het meest is bijgebleven. Dat was – voor Sanne althans – het contact met de Japanners zelf. Zoals in de Lonely Planet beschreven staat, is de onsen naast een plek voor ontspanning ook een plek om gezellig samen te komen en bij te kletsen. En dat was in het vrouwengedeelte van dit badhuis goed te merken.

Vrijwel meteen nadat het eerste westerse teentje het warme water had geraakt, begon een Japanse vrouw in haar beste Engels een praatje aan te knopen. Aangezien het beste Engels van de meeste Japanners niet verder reikt dan ‘Hello’ en ‘Thank you’, kwam het gesprek in eerste instantie wat lastig op gang. Maar.. het ijs was gebroken. Met handen en voeten raakten we enigzins aan de praat en wist ik te vertellen dat dit mijn eerste keer was in Japan en de eerste keer dat ik in een Japanse onsen was. Niet veel later hadden ook andere Japanse vrouwtjes dit westerse naakte meisje ontdekt en werd er – voor zover dat met de taalbarrière kon – aardig wat afgekletst. Dat ze geen idee hadden wat Holland (‘Poland?’) of The Netherlands was kon me niet deren. Wat geweldig om op deze manier het échte Japan met haar mensen te leren kennen.


 Wat we hadden gehoopt, bleek in dit geval in het echt ook waar: we waren er echt even helemaal uit en het was alsof bij deze kleine oase de drukte van Tokyo even heel ver weg leek en we een stukje van het echte Japan hadden mogen ontdekken. Wat een ontzettende lieve en vriendelijke mensen en hoe mooi om op deze manier – helemaal naakt – een keer echt contact te kunnen maken.Gelukkig had ik als blijk van dank nog wat Hollandse klompjes in mijn jaszak zitten, waar ik vooral een oud Japans vrouwtje ontzettend blij mee heb kunnen maken. En hoewel zelfs ‘Thank you’ niet in haar Engelse vocabulair voorkwam, zeiden haar glimlach en lichaamstaal genoeg.

 Met een rozig lijf, maar een hoofd vol blije adrenaline kwamen we uiteindelijk weer naar buiten. Dit was echt heel bijzonder!
Dus mocht je ooit in Tokyo zijn en echt up, close and personal met de locals wilt gaan (en niet bang bent voor een beetje naakt); ga dan vooral naar een onsen. Het is goedkoop, ontspannend en, wie weet, ontdek ook jij wel een stukje van het echte ‘Japan’ in deze grote metropool.

donderdag 5 januari 2012

Als poppetjes door Tokyo: Stewie en Sophie lost in translation

Een westerse man zit weg te dommelen in een taxi. Langzaam opent hij zijn ogen. Vanuit het raam ziet hij honderden lichten en neonreclames voorbij vliegen. Drukte, chaos, bekend maar toch vreemd. Hij kijkt nog eens goed, wrijft in zijn ogen. Is dit echt wat hij ziet, of is het een droom? Welkom, mister Harris. Welkom in Tokyo.

Wie bovenstaande filmscene herkent, weet dat dit gaat over de film Lost in translation. Een film die we voor ons vertrek minstens 3 keer hebben gezien, en die wellicht ook wel de aanleiding is geweest voor ons besluit om deze stad als tussenstop te kiezen. Want hoe zou het zijn om daar rond te lopen? Als toerist in een miljoenenstad die op het eerste oog westers aandoet, maar tegelijk zo anders is dan wat wij gewend zijn. Zouden we ons net zo 'verloren' voelen als Bill Murray in de film?


Ineens - nouja, na een vlucht van dik 11 uur - waren we er: Tokyo! Met moeie oogjes, maar een lijf vol adrenaline stapten we in de metro richting ons hotel. Hoewel we misschien niet helemaal wakker waren, maakten we in ons hoofd een vreugdedansje. We zijn er gewoon! We zijn in Japan, in Tokyo! De vreugde die in onze hartjes klonk, werd vergezeld door een vrolijk muziekje op het station van aankomst. Dachten we eerst nog dat dit speciaal voor ons was; niet veel later zouden we leren dat je met bepaalde metrolijnen op ieder station een gezellig 'welkomstdeuntje' krijgt. Dat is nog eens gezellig met het OV reizen!
Het hotel zag er prima uit. Evenals onze kamer, die - precies zoals in de folder stond - een 'kleine tweepersoonskamer' was. Alles was zo compact en efficient ingericht, dat het maar goed was dat we backpacks mee hadden. Geen idee hoe je hier ooit met een koffer naar binnen zou kunnen komen! Gelukkig zijn wij wat kleine huizen betreft wel wat gewend. Bovendien was het schoon en..hadden we een bad! Meer hadden we ons niet kunnen wensen. Tijd om even bij te komen en de stad te verkennen. Tokyo here we come!

Nu zouden we hier natuurlijk een heel lang verhaal kunnen neerzetten van alle dingen die we tot nu toe hebben gezien en gedaan. Aangezien we er echter vanuit gaan dat de meesten van jullie toch geen idee hebben van wat hier allemaal te zien valt, lijkt het ons in dit geval een beter idee om jullie een algemener beeld te geven van hoe het is als toerist in Tokyo. Want de toerist uithangen, dat is hier al een belevenis op zich!

Laten we eens beginnen met de toeristen zelf. Dat zijn er namelijk - frappant genoeg - helemaal niet zoveel. In de paar dagen dat we nu door de stad hebben rondgelopen, zijn we amper mede westerse lotgenoten tegengekomen. Heel handig, als je elkaar in de drukte moet vinden, of wanneer je meteen door kan lopen bij het Tokyo Government Building voor het meest fantastische uitzicht (beat that, New York met je Empire State! Dit was veel gaver!). Maar een beetje apart was het wel.Vrijwel overal waar we kwamen, werden we omgeven door Japanners, wat af en toe best een vreemde gewaarwording was. Komen hier echt zo weinig toeristen, of is het niet de tijd van het jaar? Het antwoord op deze vraag weten we niet. Hoe het echter ook mag zijn; wat sowieso opviel, is dat je als westerling zelf absoluut niet als toeristische attrachtie wordt gezien. We worden niet aangestaard of gevraagd om met een grote glimlach en twee vingers in de lucht op de foto gaan. Blijkbaar zijn ze toch wel wat toeristen gewend, of ze durven gewoon uit beleefdheid niet.


Want beleefd dat zijn ze: Japanners. Bij iedere begroeting wordt gebogen en wisselgeld bij de kassa wordt altijd netjes met twee handen aan je overhandigd. Maar ook op de roltrap houdt de Japanner zich netjes aan de regels. Heb je geen haast, dan sta je netjes links, zodat de haastende medemens er aan de rechterkant makkelijk langs kan. En voor de metro? Dan sta je natuurlijk netjes in de rij om naar binnen te komen. Apart is dan weer wel dat er op ontzettend veel plekken een 'niet roken' bordje gevonden kan worden (zelfs gewoon buiten op straat), maar dat in de meeste restaurants of andere plekken binnen de asbakken gewoon op tafel staan. Liever as op je bord, dan as op de stoep? Vreemd volk die Japanners!
Behulpzaam zijn ze wel. Zo hebben we al meerdere malen iemand aan onze zijde gesneld gekregen als we er bij de kaartjesautomaat niet uitkwamen of even niet wisten welke kant we op moesten. Ook al verstonden we elkaar niet altijd even goed, met wat handen en voetenwerk werden we altijd met een vriendelijke glimlach en een kleine buiging geholpen.

Want ja, als er een ding is wat Tokyo zo anders maakt dat al die andere grote steden, dan is het wel de taal. Of beter gezegd: de taalbarriere. Daar waar je er in de meeste buitenlandse landen met een 'normaal' schrift nog wel uitkomt, is er van de karakters in Japan weinig kaas te maken. Niks van deze taal is te herleiden naar iets van herkenning voor ons. Nog geen cheddar,- of belegen kaas, niks.
Ja, en dat is soms best wel lastig. Hoewel algemene zaken als de verkeersborden en metrolijnen nog wel aangegeven staan met een Engelse vertaling, is het lang niet gebruikelijk dat dit overal wordt gedaan. Ook het Engels van de mensen in Tokyo zelf laat nog aardig wat te wensen over. Een paar woordjes weten de meesten wel, maar we zijn ook vaak genoeg aangekeken met een blik van 'geen idee waar die gekke toeristen het over hebben'.
Gelukkig kan je met handen en voeten best een end komen. En in een restaurant? Dan wijs je gewoon een van de plaatjes op de menukaart aan (die er - gelukkig - vaak op staan), of je maakt van tevoren een foto van een van de plastic voorbeelden die vaak buiten in de vitrine staan. Een kind kan de was doen!

En nu we het toch over de was hebben: al lopend door Tokyo leek het haast wel of de stad zelf ook iedere dag 'gewassen' wordt. Vrijwel overal waar we liepen was het schoon. De straten, de metro's, de schattige kleine autootjes...nergens een vuiltje te bekennen en dat voor een stad met 7,9 miljoen mensen! Zou ook dit met de netheid van de Japanners te maken hebben? Aan de hoeveelheid prullenbakken kan het in ieder geval niet liggen, want wil je er daarvan een vinden, dan moet je vaak goed zoeken.
Goed zoeken is het ook naar asociale Japanners. Of luidruchtige Japanners. Want ondanks die miljoenen mensen en de drukte op bepaalde plekken, lijken de meeste mensen hier aardig beheerst. Er wordt niet geschreeuwd of hard geroepen op straat. Zelfs de politie met sirene op straat manouvreert zich stilletjes door de drukte op de kruispunten en laat zelf voetgangers nog aan zich voorbij gaan. Als we geen hysterische taferelen op onze t.v. zouden zien voorbij komen, zou je haast denken dat Japanners beheerstheid en beleefdheid tot een ware kunst verheven hebben.


Rustige chaos; zo zou je Tokyo misschien wel het beste kunnen omschrijven. Voor zover een ervaring als deze te omschrijven valt. Gelukkig zijn we pas op de helft en hebben we nog een paar dagen te gaan. Dat we namelijk nog niet uitgekeken zijn, dat is zeker. Net als je denkt bekomen te zijn van de ene verbazing, val je weer met open ogen in de andere. Niets is wat het lijkt en dat is precies het mooie aan deze stad.
Net als Bob Harris wrijven wij ons dus nog even in de poppetjes van onze ogen en laten de lichtjes van Tokyo over ons heenkomen. Lost in translation? Nou, als het op deze manier kan, laat ons dan nog maar eventjes 'verdwalen'.

zondag 1 januari 2012

Check check dubbelcheck: Stewie en Sophie are ready for take off

Feestend het oude jaar uit, reizend het nieuwe jaar in. Beter kun je het op de rand van 2011 naar 2012 niet krijgen.
Het was een hectische week. Kerst, verjaardagen, laatste inkopen, opruimen, inpakken, uitpakken, nog een keer inpakken, uitpakken, herpakken, nog een keer herpakken.. Wie zich altijd afvraagt hoe je je hele hebben en houden in één rugzak kunt krijgen; dat vroegen wij ons deze week ook af. Hoe groot je backpack ook is, uiteindelijk blijkt hij altijd te klein.


Maar, het is ons gelukt. Met een kleine selectie zitten alle ritsen en vakjes (tot de nok toe) dicht. Bepakt en bezakt staan we aan de vooravond van ons grote avontuur. Een beetje duf nog kropen we vanochtend, na een zeer geslaagd Fout & Nieuw Feest, achter de computer om online in te checken. Nadat we eerst nog even via nu.nl op de hoogte werden gebracht van een aardbeving in Japan, kozen we met vaste hand onze plekjes in het vliegtuig uit en vroegen we ons af of turbulentie eigenlijk niet hetzelfde is als een aardbeving, maar dan in de lucht. Kunnen we ons wellicht nog wel voorbereiden op eventuele naschokken.

Maar aardbeving of niet, onze reis gaat door. De plekjes bij het raam zijn bemachtigd, de boarding passes zijn geprint, het 'laatste avondmaal' heeft plaatsgevonden.
Het enige wat ons nu nog rest is wachten. Afwachten en aftellen. Telden we eerst nog in maanden, weken of dagen; nu zijn het nog slechts luttele uren die de scheidslijn bepalen tussen hier en daar. Nog 12 uur totdat we in het vliegtuig stappen. De echte zenuwen en spanning zijn er nog niet, maar dat zal morgenochtend vast nog wel komen.

Check, check, dubbelcheck. Hebben we alles? Paspoort, creditcard, sokken, ondergoed? Eén ding zullen we vast niet vergeten, en dat is onze zin om te gaan. Die zin stroomt namelijk al bijna een jaar door onze aderen. Eerst nog geruisloos en stil, later een beetje borrelend en nu raast het van onze vingertoppen naar onze tenen en terug.

Ja, het is mooi geweest. Nog een paar uurtjes. Dag Nederland, familie, vrienden. Het is tijd om te gaan. Check, check, dubbelcheck. Stewie en Sophie are ready for take off!